Weet waar je was, zeg het en je krijgt eigen (herinnerings)beelden.
Dus: Zeg Zeist
en ik denk aan de Professor Lorentzlaan 49, Chris Coolsma denkt aan de Platolaan. We werden beiden groot bij het Zeister bos. Maar ook: zeg Amsterdam, zeg Den Haag, zeg Amersfoort, zeg Dordrecht, zeg Groningen, zeg …… .
Mooi geheugenprikkelspel. Doe het, gebruik je geheugenprojector en stel scherp! Het levert mooie momenten voor je op. Laat ons er iets over weten in je reactie/antwoord(onderaan die pagina) op de oktober-column: Majoor Bos.
Lees en herinner en schrijf terug!
Hans Nobel
2 reacties
Onrust op het Rozenpleintje. (Terugblik op mijn jeugd in Amersfoort)
In mijn jeugd kwam er in de winter een nieuw gezin in onze buurt wonen. Ze kwamen uit Amsterdam en wat wij toen niet wisten, het was een ruilgezin. Ze waren geruild met een eveneens moeilijk te hanteren gezin uit mijn woonplaats.
Het was een groot gezin, veel kinderen. Een van de oudste jongens had een vergroeide schouder. Hij liep wat krom met een vervormd armpje en hand. Die jongen moet het heel moeilijk gehad hebben in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij had geleerd zich te verdedigen met een ongelooflijke grote mond. Maar uit voorzorg, knalde hij de hele dag allerlei bedreigingen op zijn plat Amsterdams bij ons over het pleintje heen.
Met luide stem haalde hij uit naar iedereen waarvan hij dacht dat zij hem in de maling namen. Daarbij sprak zijn lichaamstaal ondanks zijn handicap een enorme agressie uit. ‘ Pas op of ik sla erop’, was de boodschap. Het kwam ook wel eens tot een gevecht. Hij ging er dan vol in, Maar met een sterke arm kon hij dat van zijn leeftijdsgenootjes nooit winnen. Dat leidde tot nog meer frustratie en ergernis bij hem. Vloekend droop hij dan af.
Ik bleef uit zelfbehoud op afstand bij hem. Hij was voor mij iemand uit een andere wereld, die zo maar ons pleintje op was komen stormen. Met voetbal wilde hij ook meedoen. De grote jongens lieten hem dan struikelen of gaven hem een flinke bodycheck. Ik keek dat allemaal aan en hield mij afzijdig.
Dat kun je ook zien op de foto. De grote jongens, waaronder onze Amsterdammer, zitten op een bankje dat ook als goal diende bij onze dagelijkse partij voetbal. Zij hebben een blaadje in kleur met blote dames, waarin zij zich verdiepten. De nieuweling had dat meegebracht. Ik sta op een afstandje te kijken naar wat die knapen daar uitspookten. Ik bleef uit zijn buurt, beschouwend als ik ook toen al was. Altijd aan de zijlijn van de echte wereld. Voorzichtig, een ‘keen observer’. Dit tot op de dag van vandaag.
En dat Amsterdamse gezin vertrok even snel als zij gekomen waren. Waarnaartoe? Ik heb werkelijk geen idee. Maar de rust daalde weer over het Rozenpleintje. Kort daarop zijn ook wij verhuisd en verloor ik een deel van mijn jeugd en veiligheid in die oude arbeiderswijk.
Rik Bronkhorst.
Tip: ‘De buurt was veilig’, een sterk autobiografische roman over een arbeidersbuurt in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. Met een prachtig letterlijk verslag van nieuwsfeiten en muziek!
Beste Rik, jij kunt ook zo met een column beginnen op deze site. Met veel plezier en interesse je herinneringen aan het Rozenpleintje gelezen. Jouw leven is het volstrekte tegendeel van het mijne. Ik leef in een reservaat sinds mijn geboorte. Veilig opgegroeid in een rijke buurt en een liefdevol gezin. Goede scholen. Mooie banen (2….). Nooit geldgebrek. Geen nare ziektes in binnen- en buitenkring. Het ergste dat mij overkwam is het overlijden van (groot-)vaders, moeders, ooms en tantes en twee zwagers. Misschien ook een verloren liefde, maar die is meer dan goedgemaakt door een inmiddels 50-jarig harmonieus huwelijk met een buurmeisje. Toevallig gaat mijn volgende column over een jeugdvriendje, dat net als jij mijn antipode was. Dankzij hem heb ik tenminste nog een paar avonturen beleefd. Waarmee ik niet wil zeggen dat mijn leven saai was of is. Integendeel. Altijd iets te doen. Ik zal je boek opsporen.