Seizoen, seizoen, wat ga je nu doen? (10)
Chris Coolsma
Schrijfdwang is Engelengezang
Hij wil boodschappen doen. De warmte van het voorjaar trekt aan zijn hele lijf, dwars door de gesloten tuindeuren. Het lezen van een kortverhaal van Lydia Davis bindt hem echter aan zijn werkplek in de lichte tuinkamer. Sommige schrijvers zetten hem aan tot schrijven, net zoals sommige films in zijn dromen terugkomen. Davis heeft hem een dag eerder zo geïnspireerd dat hij op de fiets naar de stad ideeën voor korte verhalen in haar stijl heeft ingesproken in zijn mobieltje. De ideeën worden opgeroepen door de herinneringen die verbonden zijn met de plekken waar hij 35 jaar langsfietste. (De altijd bellende man met zijn pluizige hond. Hij belt zijn minnares als hij van huis is. Zijn vrouw, die een hartkwaal heeft, kijkt in zijn mobieltje…..De bocht die een aangeschoten oude bromfietser mist. Hij is lelijk gevallen, maar zit weer overeind. Zijn broek en jas zijn kapot. Er kleeft een beetje bloed aan zijn voorhoofd. Hij kijkt veel vrolijker dan bij de situatie past. Dronken? 112 wel of niet bellen?…..Het huis langs het later gesloopte treinspoor, waar een moeder met haar kinderen de tuin uit reed, onder de locomotief terechtkwam en ter plekke overleed. Het heeft zich steeds meer verscholen achter geboomte. Het lijkt zowel te rouwen als zich te schamen. Het was de allerlaatste trein, een rangeerlocomotief met twee wagons. De man met de rode vlag was net weer ingestapt. Hoe beslissingen in de voorgaande dagen tot dit ongeluk leidden.…) Eenmaal in de stad is het verkeer te druk, daar knappen de gedachten als zeepbellen uiteen.
Terwijl hij op zijn vriend wacht op het drukke plein bij de faculteiten, heeft hij snel nog een paar thema’s genoteerd op zijn mobieltje. Veel thema’s zitten op de banken of lopen voorbij. Hij wil een foto maken van een aantrekkelijke jongen en een heel mooi meisje. Zij kijkt steeds tersluiks naar hem, alsof ze hem kent, terwijl de jongen op zijn beurt zijn ogen niet van haar af kan houden. Net als hij zelf natuurlijk. Hij ziet ze nu weer voor zich, terwijl hij wacht tot het verhaal dat geschreven wilde worden, geschreven gaat worden….
Naast de net geopende laptop ligt een foto van Notre-Dame de Bourg, de zwarte madonna van Bourg-en-Bresse. Hij verbaast zich dat hij dit bidprentje bewaard heeft. Of misschien heeft zijn vrouw het bewaard en het laten slingeren. Hij is een weloverwogen atheïst, overtuigd maar niet rabiaat. Of misschien wel agnost, het verschil moet hij telkens weer opzoeken. Zijn vrouw had zich gevoegd in zijn afscheid van de kerk, maar ze gelooft nog. Hij weet zeker dat ze na zijn dood weer zal gaan bidden. Kaarsjes steekt ze al aan als ze haar kleinzoons een kerk laat zien. Het ergert hem, haar bedoelingen zijn vaag. Toch laat hij haar vrij in haar overtuigingen en na zijn dood valt er toch niets meer aan te doen. Je kunt wel zeggen dat je niet in goden gelooft, maar het is handig als ze je helpen. In de niet bestaande hemel wil hij al zijn geliefden wel graag weerzien. Hoe kan een gedachte die onzinnig is toch geruststellend zijn? Hij heeft plotseling geen zin meer in schrijven maar ook niet in boodschappen doen. Hij sluit de laptop met een klap van triomf en schuldgevoel, opent de tuindeuren en stort zich vol overgave op een pianotrio van Haydn. Hij beweert dat de muziek mooier klinkt als de deuren open staan. De vleugel – die hij zijn zwarte minnares met de witte tanden noemt- is ontstemd maar vaagt zijn eigen ontstemming gaandeweg weg. Tijdens het spelen denkt hij aan zijn vrouw, ergens in Portugal op weg. Hij vraagt de zwarte madonna met een milde glimlach om goed op haar te passen. Hij belooft een kaarsje voor haar te branden als ze dat doet. Nu wil hij toch schrijven.
Dit is de tiende column van Chris Coolsma. Lees ook zijn voorgaande negen columns op deze vierseizoenensite.
Stuk voor stuk juweeltjes.
Schrijf er dan onder(reactie) wat je er van vindt en wat je erin ‘herkent’. Doen!
11 reacties
Kris kras door mijn hoofd flitsen van ooit en wat nog te doen.
Juist nu in deze bijna bijbelse dagen het andere besef……
Wie, wat, maar vooral waarom. Is er dan toch….?
Behoefte aan klein en veilig. Dan ineens een stem. Ik ben nodig…., Lenthe roept.
Dank je wel Chris.
Dag Andrew, dank voor je reactie. Ik doe het graag. Ik kijk niet vaak genoeg naar mogelijke reacties, dat zou wel moeten. ‘Behoefte aan klein en veilig’ drukt precies het gevoel uit dat mij steeds bekruipt. Wat er nu gebeurt is te groot om te bevatten, te ongrijpbaar om te bestrijden. Hier thuis is weinig veranderd. We hebben ruimte in en om het huis, hier in het Noorden is er geen enkele reden om dichtbij huis te blijven, als je de populaire plekken vermijdt. We kunnen wandelen en fietsen naar hartelust. Zelfs een ouderwets ritje met de auto is een genot, als je de snelwegen vermijdt. De wegen zijn leeg. Op mijn leeftijd ben ik alleen nodig voor steun op afstand. We onderhouden contact in het sociale netwerk, we doneren wat, we volgen de regels.
Over het waarom/de zin van het leven wil ik nog eens schrijven. We zijn nodig, zodra we geboren zijn. Dat is het ongeveer, volgens mij.
Een mooie very short story van een begin…
Dank voor het compliment, Jac. Korte verhalen schrijven blijkt heel moeilijk te zijn. We zullen zien of er nog iets van komt, afgezien van de columns.
Eens Chris maar talent is er ?
Volgende keer het verhaal van de uit de bocht gevlogen oude bromfietser?
En liet zijn vrouw wellicht gelijktijdig een pluizige hond uit? Of was de pluizige hond nep,
een corona-excuus om vaak buiten te kunnen zijn, zodat ze haar man kon bespieden?
Je column is veelbelovend, Chris!
Het is makkelijker om een begin te bedenken, dan een vervolg te schrijven, Marianne. Nu zit ik ermee dat belofte schuld maakt. We moeten maar zien hoe het verder gaat. Lydia Davis’ verhalen zijn zowel inspirerend als ontmoedigend. Heb je iets van haar gelezen? Ik haal vaak ‘Voor zestig cent’ aan. Ze inventariseert daarin alle voordelen van een dure kop koffie in een café (kop en schotel, roomkannetje, tafel, stoelen, enz.). Ze besluit zo: .’Bovendien kun je voor onbepaalde tijd genieten van (…..) en het gezelschap van de mensen binnen, die lachen en zich te buiten gaan aan eindeloze variaties op een nogal wrede grap ten koste van een kleine rossige kalende vrouw die aan de toog zit en haar over elkaar geslagen voeten omlaag laat bungelen vanaf de kruk, terwijl ze met haar korte, witte arm de man die het dichtst bij haar staat probeert te bereiken om hem een klap in zijn gezicht te geven’.
Het precies beschrijven van een persoon in een bepaalde situatie, dat is een kunst die elke schrijver moet beheersen.
Dingen willen/moeten doen en dan toch op andere gedachten komen. Niets menselijks is ons vreemd. Niet meer geloven en toch in kerken kaarsjes branden….maar het meest herkenbaar voor mij in “moeilijke” tijden, is dat onzinnige gedachten toch zo geruststellend kunnen zijn of zelfs troost kunnen bieden.
Bedankt weer voor deze column.
Graag gedaan. Ik reageer steeds nogal traag, dat komt doordat op de eerste columns niet gereageerd werd, dan raak je ontwend om te kijken of er nog post is.
We doen heel vaak het tegenovergestelde van wat we ons net voorgenomen hadden. Het mooiste voorbeeld vind ik nog steeds het moment waarop de hoofdpersoon van ‘The accidental tourist’ van Anne Tyler een brief gaat brengen aan zijn geliefde. In die brief legt hij uit waarom hij het uitmaakt. Als hij de envelop door de gleuf in de deur wil gooien, hoort hij haar zeggen dat ze een geweer op hem gericht heeft – ze denkt dat hij een inbreker is. Ze opent de deur, ziet zijn ontreddering, slaat haar armen om hem hen en trekt hem naar binnen. Vanaf dat moment blijft hij voorgoed bij haar. Een ander, tegengesteld moment van deze aard is het begin van ‘Postcards’ van Annie Proulx. De hoofdpersoon gaat wandelen met zijn liefje en vermoordt haar in een vlaag van woede. ‘Nog voor hij opstond, besefte hij dat hij weg moest. Zelfs midden in de orgastische reflex beste hij het. Dat ze dood was, dat hij weg moest…’ Hij verbergt het lichaam en vertrekt. Die absurditeit en onvoorspelbaarheid zit in alle verhalen waarvan ik het begin opschreef.
Prachtige column Chris! Dank je wel. Ook ik weet niet of ik in God geloof. Of in de leer van, wat we vroeger leerden, de H. Rooms Katholieke Kerk, maar elke keer dat ik in een R.K. kerk van, welke dan ook, steek ik drie kaarsen op en bid voor mijn overleden vader, moeder en zuster. En dan kan ik weer verder. Mooi is dat!
De mens is kennelijk geneigd tot geloven, Bert. Al geloof ik niet dat het aangeboren is. Het is een gevolg van indoctrinatie of van bekering. En dan is er nog de verschijning, de flitsbekering. Helaas leidt het te vaak tot conservatisme, tegenhouden van de vooruitgang, onderdrukking van de vrouw, ontkenning van de wetenschap, beknotting van artistieke vrijheid. Leve de progressieve gelovige, die in de mens en zijn mogelijkheden gelooft. Een zeldzaamheid.