Seizoen, seizoen, wat ga je nu doen?
Plezierdichten
Chris Coolsma
Op de vierseizoenensite zijn nu vijf van mijn moctijnen te beluisteren. < Klik hier en beluister de dagdroommoctijnen van een zondagochtend in het landschap.
Waarom schrijf ik eigenlijk gedichten? Wat is een moctijn? De een lost dagelijks Zweedse puzzels op, de ander zit uren over een scryptogram gebogen. Ik schrijf gedichten. Het is een onschuldige verslaving. Andere veel gebruikte, uitgelubberde uitdrukking: het houdt me van de straat.
Al heel lang wapper ik heen en weer tussen de vrije en de gebonden vorm. Die laatste is eenvoudiger. Een sonnet heeft veertien regels, niet meer. Je kiest een vast rijmschema, eenmaal gekozen rijmwoorden bepalen in hoge mate de uitkomst. Er moet een wending in zitten of een punch aan het slot. In de vrije vorm wil ik nog wel eens moeite hebben met bondigheid en met een punch. De moctijn, fijn bondig, is na de Liechtensteiner – een sonnetvorm – de tweede vorm die ik ‘uitgevonden’ heb.
De moctijn, eerst sixtijn maar die naam was al geclaimd, ontstond op 14 juli 2019 tijdens het fietsen door de Onlanden, een net op tijd aan de manipulerende ponyfokkersgreep van de milieublinde Henk Bleeker ontfutseld natuurgebied. In het proces groeide er een zesregelig vers, met gepaard rijm. Daarna bedacht ik dat er een soort motto onder moest.
Men zegt dat hier de roerdomp woont
en dat lang zoeken wordt beloond,
maar na lang zompen door het riet
vond ik die vreemde vogel niet.
Er wordt – dit klinkt natuurlijk zuur-
wat áfgelogen over de natuur!
Hier past, dat snap je, slechts dit ene motto:
het zoeken naar een roerdomp heeft iets van de lotto.
De eenmaal ontstane vorm heb ik nog diezelfde dag volgens het drs P-procedé (schrijf een gedicht dat in zijn eigen vorm uitlegt hoe je het maakt) uitgeschreven:
Dit is hem dan, de nieuwe Moctijn:
Zes regels, een motto, geen refrein,
viervoeterig als de Liechtensteiner
maar toch wat anders en veel kleiner.
Het metrum is behoorlijk vrij
dat maakt de amateurs ook blij.
(motto) Het motto mag een vingerwijzing zijn:
twee regels maar, met suiker of azijn.
‘Octijn’, vanwege acht regels. ‘M’ vanwege het motto. Tot zover de korte cursus plezierdichten. Al snel besloot ik de lang gekoesterde wens te vervullen, om 365 gedichten te schrijven in een jaar. Twee vrienden sloten zich aan. We hebben er pas na twee jaar 325. Want onderweg kwam er even niets meer. Zelfs de hierna in een dubbelmoctijn (2×6 +2) gegeven raad werkte niet:
Het scherm is leeg, ik kan niets bedenken
Ik las een boek met schrijverswenken
Ik las gedichten van favorieten
Ontspande me door propjes te schieten
Begon een zin maar stokte snel
Krabbelde wat, verscheurde het vel.
Ik kuiste het huis en deed de was
Dronk veel thee, het was tijd voor een plas
Dacht aan lage en hoge zaken
Ging toen maar een maaltijd maken
Tijdens het eten kwam het idee
En daar werk ik nu dus mee…
Ga zitten en schrijf, al is het quatsch,
Geloof in de große Kladderadatsch!
Nu loopt het motortje weer. Het is als een elektrische fiets: als je trapt krijg je ondersteuning en laadt de accu wat op. Op 1 september moet het klaar zijn.
Waarom wilde ik 365 gedichten schrijven in een jaar? De een wil alle eetzakjes uit de Tour de France verzamelen, nu sigarenbandjes uit de mode zijn. De ander maakt elk jaar een foto van zijn gezin, zo lang als het gaat. Behoefte aan een afgerond geheel. Jezelf uitdagen en overtreffen. Nieuwsgierigheid. Nee, niet het maken van een scheurkalender.
Acht regels bleken niet altijd genoeg. Gepaard rijm dreigt wel eens te versinterklazen. Dan maar eens omarmend geprobeerd. Er ontstonden steeds vaker dubbelmoctijnen. En ja, 2 x 6 plus 2 is….14. Daar kwamen het sonnet en de grootste dichter aller tijden op de deur bonzen. Hier oefen ik met de Shakespeare-vorm.
Ik heb zovele liefdes die mij troosten
Zo gul mijn hart verwarmen, mij omarmen,
Bij tal van levensfeesten met mij proosten,
Bij misstappen bereid zijn tot erbarmen.
Een heet Muziek en zingt haar lieve lied,
Een ander, Poëzie, zalft mij met taal,
De derde is Liefde, die mij alles biedt
De vierde Proza – ‘t is een lang verhaal –
De vijfde heet Natuur, heelt alle wonden
De zesde, Dans, verleidt mij met haar passen
En alle zes zijn hecht met mij verbonden.
Ik weet, zij zullen mij steeds weer verrassen.
Mijn sixpack trouwe redders in de nood
Totdat mijn leven eindigt in de dood.
(naar nummer 144: ‘Two loves I have, of comfort and despair’)
De een wil olympisch kampioen worden. De ander is woordspelerig, houdt van taal en heeft verder geen pretenties. Het is het verhaal van mijn leven.
2 reacties
Wat leuk om dit moctijnen te lezen
Leuk en knap
Frans
Doet me plezier dat je het leuk vindt, Frans. De Moctijnen hebben het een beetje moeilijk, want ze ontwikkelen steeds verder naar dubbelmoctijnen en sonnetten. Dit is een recente:
Human nature
Twee mannen en twee vrouwen, o
ze horen bij elkaar
ze fietsen en ze lopen zo
in man- en vrouwenpaar
Ik zag ze op de veerboot al
man-man, vrouw-vrouw gepaard
en later op de Schierse wal
paarden ze weer bedaard
Voorop de heren, dan de dames
niet langer kinderen erbij
zoals in Kampioenreclames
de wilde jaren lang voorbij
Zo keurig en zo mature
gekleed in Human Nature