Seizoen, seizoen wat ga je doen?
2.9 Canadees Avontuur (2)
Chris Coolsma
Er zijn in beginsel drie soorten wegen. De eerste is niet avontuurlijk. Die gaat van A naar B, wat je al wist. De tweede is een weg waarvan je denkt dat je weet waar hij heengaat, maar dat niet blijkt te doen. De derde is een weg waarvan je denkt dat je weet waar hij heen gaat, die je onderweg aan het twijfelen brengt, maar uiteindelijk toch bij je doel uitkomt. Eerst over de tweede soort.
We hadden Wells Gray Park in Brits Columbia bereikt met onze camper, een huisje in de achterbak van een 8 cilinder pickup truck van het formaat waar mannen met baarden, omgedraaide baseballpetten en gun racks in stofwolken stoere dingen mee doen. Alles wat de Lonely Planet gids beloofd had, kwam uit. Watervallen in alle variaties, verstild spiegelende bergmeren met visarenden in de bomen, ‘adrenaline pumping rafting’, bisons, kanotochten naar beren, wildkamperen, spectaculair getinte rotswanden, kortom ‘Into the Wild’, live. Ik vertelde al eens dat ik niet geneigd ben tot halsbrekende toeren. We hielden ons aan het repertoire voor bejaarden met respect voor de dood.
Toch was er een avontuur dat mij bijzonder trok. Vanaf een café diep in het park (het is 5250 vierkante kilometer groot, dus 1/6 van Nederland) kon je met een vierwielaangedreven jeep meerijden naar ‘het mooiste bergmeer ter wereld’. Dat kan niet waar zijn, want dat ligt uiteraard in de VS, maar het leek me wel wat. Waar het in stond kan ik niet meer vinden en in de vele reisbeschrijvingen op het web ook niet, maar ik weet het zeker. De halfverharde wegen door het park zijn toeristendomein tot aan de laatste grote attractie, Clearwater Lake. Daarna, zo bleek, denderen er alleen trucks met opleggers vol boomstammen door de wouden. We bereikten een houten huis met een parkeerplaats, waar de trail waarschijnlijk begon, maar er was geen enkel teken van leven waar te nemen. Zeker nog wat verder rijden, dacht ik. De weg begon enthousiast kronkelend te stijgen. Voor en na elke haarspeldbocht was het wegdek een wasbord (dat heette hier een ‘corduroy road’) van het remmen en optrekken van de zware trucks. Onze Dodge RAM hield er wel van, die gromde lekker voort, maar het begon toch een beetje te kriebelen. Niet alleen de ontmoetingen met de door woestelingen bestuurde opleggers, niet alleen de voelbare dreiging van het woud, niet alleen de steeds duizelingwekkender uitzichten naar de witte rivier beneden, niet alleen het verbod in het contract om op onverharde wegen te rijden, vooral het gevoel van verdwaald zijn begon ons te bezwaren. Ik dacht wel steeds: er is maar een weg en als het moet rijden we die ene weg weer terug. Benzine en water genoeg. Huis op de rug, koelkast vol eten. Ook nog vuurpijlen, geloof ik, maar die kunnen ook in een boot hebben gelegen die we ooit huurden. Het handboek ‘Rookseinen voor First Nations’ was nu toepasselijker.
Na een uur bereikten we een pas. De weg doorkruiste een stroom rotsblokken, die nog niet zo lang geleden bewogen moest hebben want de weg was gehalveerd. Rechts omhoog een onafzienbare strook groene rotsblokken, tot over de weg gestroomd. Links de doorlopende strook tot aan de rivier. Ik wil terug, riep Lidi. Nu heb ik een lastige eigenschap, die volgens mij de meeste mannen hebben. Ik wil het doel bereiken, of het nu een bergtop is, de overkant van een fjord of die ene beroemde dikke boom midden in het woud. (Het is bekend dat we ook erg slecht zijn in het vragen naar de juiste route. Terug moeten voelt als falen. Zo klommen we op een hete middag met de kinderen naar een top in de Pyreneeën, toen ons een groep tegemoet kwam onder leiding van een kleine man met professionele uitstraling en een alpino. Terwijl we elkaar passeerden keek hij me woest aan en gromde: on ne grimpe pas le midi! ik word er nog af en toe zwetend van wakker. Nu zocht ik dus maar een plek om te keren, wat pas na een paar kilometer lukte. Terwijl in de verte een wolf het pad overstak, moest Lidi eruit omdat dat bij keren moet van de camperverhuurders, die altijd gelijk hebben. Daarna weer terug langs de gestolde lawine, nu zat Lidi aan de dalkant, zachtjes vloekend.
Dalend was de snelheid wat hoger, zodat we over de tientallen wasborden stuiterend het huis weer bereikten, net niet van de weg geschoven door nog meer houtvervoerduivels. De graad van opluchting bij het terugkeren op de RV-camping hoef ik niet te beschrijven. Lidi klauterde nog nabevend uit de cabine en opende de deur van het slakkenhuisje, aan de achterkant. Het was even stil, toen klonk een kreet. De vloer was van voor naar achter bedekt met een brij van sinaasappelsap, glasscherven, leverworst, eierstruif, boter, marmelade, zompige boterhammen en frambozenyoghurt die alles vrolijk roze had gekleurd.
Misschien geef ik toch de voorkeur aan de derde soort weg.