Seizoen, seizoen, wat ga je nu doen?
2.5 De man met de pluizige hond (2)
(Zie column 2.1 voor het voorafgaande. Klik hier)
Chris Coolsma
Het spijt me maar dit gaat alweer over schrijven. Het is herfst, daar zou ik het ook over moeten hebben. Gewoon echte herfst, met vallende bladeren, rottingsgeur, bomen in vuur en vlam, paddenstoelen, het enige woord met zes opeenvolgende medeklinkers en telkens weer het mooiste licht van het jaar. Maar Joop is aan de beurt.
Dit gaat over schrijven doordat Joop me nu al wekenlang verwijtend ligt aan te kijken op de vunzige vloer van een datsja. Ik weet hoe hij daar is beland, maar dat is een te gruwelijk verhaal. Het is herfst, de koude regen klettert op het oude dak. De weg naar het gehucht is veranderd in een modderpoel. Er loopt een vers spoor van terreinbanden door de poelen.
‘Hoe gaat het nu verder met mij’, vraagt Joop. ‘Dat weet niemand’, moet ik antwoorden. Het is een leugentje om bestwil. Hij krabbelt op, pakt een kamerjas en loopt naar de douche, een door een beschimmeld gordijn van de woonkamer afgeschoten hoek. ‘Waarom ben je aan mij begonnen?’ vraagt hij verwijtend. ‘Iemand vertelde mij over jou en ik schreef dat verhaal op’, zeg ik. ‘Maar daarna heb je het uit de hand laten lopen’, zegt hij. ‘Niet ik, jij, Joop, het is jouw leven’, zeg ik. Joop zucht. ‘Ja, maar hoe ga ik nu verder?’, vraagt hij. ‘Jij mag kiezen’ zeg ik. Alweer een leugentje. Hij neemt een douche, maar zingt niet. Dan wordt er op de deur gebonsd, waar Joop en ik duchtig van schrikken.
(Hoe kwam hij in die datsja terecht? Het leven van Joop was ingewikkeld geworden. Nadat zijn dochter hem had gedwongen tot vertellen van de waarheid, was Tatoet veranderd in een woedende furie. ‘Ga jij maar naar je schjlet en die basjtard van haar!’, had ze gebulderd. Ik had haar graag iets anders dan deze clichés in de dramatisch rood geschilderde mond gelegd, maar ze riep dit nu eenmaal. Even later zat Joop in zijn incourante auto met de pluizige hond, op weg naar Roxanne. Nog weer onaangenaam kort daarna, zo kort dat het Joop duizelde, was hij verjaagd uit het huis dat niet te ver weg en niet te dichtbij stond. Hoe kon het zo fout gaan? dacht hij. Ze wilde me toch vaak en graag? Was het begonnen met het verdrijven van de pluizige hond naar de schuur? Ze was al snel veel uithuizig. Laat in de nacht wankelde ze dan dronken, in een wolk van zwaarzoete parfum en schaarse kleding over de drempel. Hun zoon zat hele dagen gemelijk te gamen, het huis was een slonzige chaos geworden, de pluizige hond jankte de ganse nacht in het schuurtje. Ze hadden steeds vaker ruzie. Joop verlangde terug naar de knusse, wilde tijd van de achterbanken en het eten van Tatoet. Dat Roxanne de pluizige hond in de bijkeuken aantrof toen ze eens onverwachts vroeg thuiskwam, was een ongeluk bij een ongeluk. Ze was al chagrijnig omdat de hak van een van haar favoriete stilettolaarzen was afgebroken. En nu zat daar dat verharende mormel in de weg. ‘Mijn huis uit, sukkels’, schreeuwde ze tegen Joop en de hond, die met de staart tussen de benen naar de incourante auto vluchtten.
We wisten al dat Joop een slappeling was, maar hij regelde zijn zaken zo, dat alle zaken op naam van zijn dochter kwamen. Met Roxanne en de gamende zoon sneed hij alle banden door. Hij vertrok uit het dorp naar het land van de incourante auto’s.)
Joop doet mopperend open en staart verbaasd naar twee mannen, die nogal courant zijn in B-films over boeven op de Balkan. Lederen jacks over dikke buiken, vermoedelijk louche blikken achter zwaarzwarte zonnebrillen en een neiging tot geweldpleging. Ze stappen zonder aarzelen de drempel over, pakken Joop bij zijn armen en planten hem op een vervaarlijk krakende keukenstoel. Daarna draaien ze zich naar schrijver dezes om en zetten hem met evenveel kracht op de enige andere zetel in het vertrek. ‘Jai blaift hier’ zegt de ene man tegen mij. Dan pakken ze Joop weer beet en sleuren hem naar buiten. Het laatste dat ik hoor zijn verwensingen aan mijn adres. Ik hoor autoportieren slaan. Dan verdwijnt het geluid van een zware diesel met Joop uit dit verhaal en dus uit ons leven. Ik had maar half gelogen.
3 reacties
Mooi, die vervlechting van waarheid en fantasie! Het gesprek zet me voortdurend op het verkeerde been. Brengt me ook aan het lachen, omdat je als lezer ook meegesleurd wordt in wat zou kunnen, of toch niet?
Een waardig vervolg met een berustend einde. Zo moet het zijn..
Verschillende lagen van werkelijkheid en fantasie vind ik altijd het boeiendste in romans. Daarmee heb ik nu geëxperimenteerd. Een van de verrukkelijkste voorbeelden uit de laatste tijd is de roman ‘De Spionne’ van Jean Échenoz. Een voorbeeld: twee hoofdpersonen ontmoeten elkaar in het begin van het boek. De schrijver spreekt de hypothese uit, dat zij minnaars zouden kunnen worden. Aan het eind van het boek, na onvoorspelbare avonturen, schrijft hij, nadat ze elkaar in de armen zijn gevallen: ‘…een liefde die nog kortgeleden een van onze hypotheses was: we mogen ons dan ook verheugen over onze intuïtie’.
Prachtig zoals jouw personages een loopje nemen met jou als schrijver.
Hopelijk ben je heelhuids thuisgekomen in een al of niet incourant wagentje en heb je de muffe geur van de datsja uit je kleren kunnen wassen.
Ik verheug me op je volgende spannende verhaal!