Seizoen, seizoen, wat ga je nu doen? (5)
Chris Coolsma
Een zomer met mijn favoriete dichter op een terras bij een huisje in Portugal
Laten we het over mijn favoriete dichter hebben. Ik hou niet zo van lijstjes van het beste (boek, gedicht, recept, vul maar in), maar het is niet anders: ik heb een favoriete dichter. Iemand besprak in een krant een van zijn gedichten. Toen we vlak daarop door West Amerika reden, kocht ik drie bundels in boekhandels in kleine stadjes. Ik ben gek op boekhandels in kleine stadjes. Ze zijn vaak nog niet overgenomen door grote ketens en worden gedreven door een gedreven boekhandelaarster met een bril aan een ketting op haar uitbundige boezem onder een wollen vest, die alles heeft gelezen. Wel graag in landen met een taal die ik makkelijk kan lezen. In de overige landen is het een frustrerende ervaring, al die aantrekkelijke maar onleesbare boeken.
Een jaar later hadden we een mooi klein vakantiehuisje gehuurd in de tuin van een rijke, voorname en knappe Portugese mevrouw, weduwe van een zonder twijfel rechtse arts uit de tijd van Salazar, de dictator. Dat zag ik aan de bibliotheek. Het huisje had een terras met panoramisch uitzicht over de Rio Minho, grensrivier met Spanje. De weduwe bracht ons af en toe twee glaasjes oude Port. Ze was eenzaam. Ik mocht in haar zwembad zwemmen. Een zwembad with a view. We zaten urenlang zwak zwetend in de schaduw en de geur van oleanders, ik met laptop, woordenboek en de bundels van Billy Collins, Lidi met een boek. We waren gelukkig. 73 gedichten vertaalde ik. Elke vertaling las ik voor. Gedichten moet je voorlezen om ze te kunnen begrijpen. Vertalingen van gedichten moet je voorlezen om te horen of ze natuurlijk klinken, alsof ze in het Nederlands zijn geschreven. Je merkt zo ook of de emotie die de dichter wil overbrengen nog steeds werkt. Een kort gedicht als voorbeeld (een lang gedicht past niet in deze column).
Geen tijd
In vliegende haast op deze doordeweekse ochtend,
toeter ik kort bij de begraafplaats
waar mijn ouders naast elkaar zijn begraven
onder een gladde plaat graniet.
Daarna zie ik de hele dag voor me hoe hij opstaat
en me nastaart met die veelzeggende blik van afkeuring
terwijl mijn moeder hem kalmerend verzoekt weer te gaan liggen.
Laat ik de volgende keer nog maar een voorbeeld bespreken. En meteen ook mijn onvergetelijke ontmoeting met Kees van Kooten. Voor mij onvergetelijk. .
De prijsvraag: stuur het mooiste gedicht op, dat je kent. Vertel wat je er zo mooi aan vindt. Prijs: twee door mij vertaalde gedichten van een andere Amerikaanse dichter, Tony Hoagland.
8 reacties
De herfst is het einde.
Het afgewerkt augustuslicht
Verduistert in een doos van rag.
De broze russula verbrokkelt
Tot rimpelkousen van teer vlees.
De incest van zelfbestuiving
Ligt bloot in vruchteloosheid.
De eekhoorn van de uitverkiezing
Werpt eikels op mijn vaders kruin.
De kachel wordt in mineur opgepoetst,
Een helhond met een bek vol vuur,
Het rooster schudt de lust tot as.
Grasklokjes verbleken tot doorzichtigheid,
Een blauwe zomerjurk in een te heet program.
Prijsvraag van mijn kant – wie schreef dit gedicht!?
Het is zo mooi omdat je het 100 keer kan lezen en telkens opnieuw kan interpreteren. Geschreven door Nederlands mooiste kunstenaar!
Neerlands mooiste kunstenaar! Mooi in welk opzicht? Uiterlijk of innerlijk? Ik weet nu wie het schreef. Hij past bij de erotische en biologische details van het gedicht. We verschillen van mening over wie de mooiste Nederlandse kunstenaar is, maar het was mij er eentje. Zag hem net weer in verband met zijn beroemdste roman. Ik weet bij nader inzien helemaal niet wie de mooiste kunstenaar is. Bedoel je de beste dichter? Ik schreef al dat ik niet van lijstjes houd. Ik zou het niet weten.
Nog even 100 keer lezen. ….
Wolkers, Lucebert, Claus ?
Nog steeds ben ik niet alert genoeg in het nagaan van antwoorden op mijn columns. Wat een prachtig gedicht. Deze prijsvraag ga ik niet winnen. Ik denk meteen aan een Vlaming. Dus ook Claus.
Nog een schitterend gedicht van een andere mooie, helaas maar al te overleden, kunstenaar:
Burger King
Was er een tijd dat ik hier boven stond,
mijn mond vol Proust en Bloem, mij hoor je niet,
niet meer. Wat heeft het nog voor zin om in
een taal te denken die geen tanden heeft?
Ik sta alleen. Mijn woorden zijn naar god.
Dus slof ik door de leeszaal van de straat
en blader maar wat door de Burger King,
gewoon, omdat ik leef, omdat ik hopeloos
eenvoudig eet en straks vanzelf vertrek.
– Als deze wanhoop ons Walhalla is,
als hier het echte leven staat te lezen,
mij best, ik zag genoeg. In dit verhaal
betaal je met jezelf, niet eens bedroefd,
eerder verbaasd dat alles wat zo laag
en lelijk is zo sterk en stevig staat.
Menno Wigman (1966-2018)
uit: Zwart als kaviaar (2001)
Jan Wolkers! Mooi mens (in elk opzicht) en kunstenaar.
En dan is hier de prijs, die ik had uitgeloofd voor het mooiste gedicht. Twee gedichten van Tony Hoagland, in mijn vertaling.
De geschiedenis van de witte mens
Na zo lang goed te hebben geleken,
zoals in waar, in schoon, in slim,
tenminste slim genoeg om niet
anders gekleurd geboren te zijn,
na zo lang bezoekers te zijn geweest
uit het sterrenstelsel Caucasia,
beginnen ze nu toch schijnbaar een beetje
onvolkomen, uitgeloogd, versleten, kleurloos,
dunbloedig, onbepaald te lijken –
alsof ze te ver en te lang
verwijderd zijn van de bron
van blankheid,
lijdend aan licht geheugenverlies
zoals afgeroomde melk zich nauwelijks
de koe kan herinneren
en deze verandering van status is
geheimzinnig, onverschillig, maar zichtbaar,
zoals het licht in het begin van de winter
dat zijn aandacht verschuift
van de moerbei naar de populier.
Gewoon weer een verandering van jaargetij,
niet erg dramatisch of voelbaar,
maar voor ons allen voelt het toch een beetje anders.
Tony Hoagland: The Story of White People, in Unincorporated Persons in the Late Honda Dynasty, 2010
Vertaling Chris Coolsma, 2012
Veldgids
Eens, in het koelblauwe midden van een meer,
tot mijn nek in dat kostbaarste element van alle,
vond ik een bleekgrijze, opgekrulde duivenveer
drijvend op de oppervlaktespanning
precies op het moment dat een libelle,
als een blauwgroen iriserende haarspeld,
er boven zweefde, landde, en rustte.
Dat is alles.
Ik vermeld dit zoals ik een
ezelsoor maak in een bladzij
in bepaalde bibliotheekboeken,
zodat de volgende lezer zal weten
waar de mooiste stukken te vinden zijn.
Tony Hoagland: Field Guide in Unincorporated Persons in the Late Honda Dynasty, 2010
Vertaling Chris Coolsma, 2012