Peursumseweg 53, Giessenburg
info@egelantierseizoenen.nl

december 2021: 3-6 Twee gedroomde en opgetekende instrumenten: de tubastoel en de spreekmachine

Seizoen, seizoen, wat ga je met mij doen?

Chris Coolsma

Twee gedroomde en opgetekende instrumenten: de tubastoel en de spreekmachine

Dromen zijn bedrog. Nee, roepen droomduiders, ze vertellen juist veel over de dromer. Hoe dan ook. Ik droomde ooit de nu volgende gebeurtenissen en tekende de volgende ochtend meteen de gedroomde instrumenten. Het zijn eigenlijk ook handtachystoscopen (zie column 3-3). Ik kan verklappen dat elementen van beide dromen uit het leven zijn gegrepen. De ruimte waar de eerste droom zich afspeelt is de werkplaats van mijn vader in Utrecht. Hij was blokfluitbouwer en deed vaak zaken met Japanners. Yamaha vond hij een tweederangs merk, ook omdat ze zijn beroemde fluiten in plastic namaakten. We werkten vaak naast elkaar in het atelier, gezeten op Gispenstoelen. De vraag of ik hem zou opvolgen hing altijd onuitgesproken tussen ons in, maar hij heeft tegen anderen gezegd dat ik niet precies genoeg was.  Daar heb ik geluk mee gehad. Ik was eraan ten onder gegaan. De eerste droom:

Gedroomde Tubastoel


Ik ben in de inpakafdeling, naast ‘het atelier’. Eindelijk krijg ik hem: de Tubastoel van Gispen met twee ventielen, acht knoppen en een roodkoperen beker. Hij staat naast de inpaktafel in een doos. ‘Je moet hem wel zelf in elkaar zetten’, zegt mijn vader met één geheven wenkbrauw, ‘het is helaas een Yamaha’. Ongemakkelijk schuif ik de buizen ineen, ze passen perfect maar ik houd één stuk over, zoals altijd als ik iets uit elkaar haalde en weer monteer.

In het belendende vertrek overleggen drie oude heren, net als mijn vader met Tiroler vest en vlinderdasje. Ze werpen terloops peinzende blikken op mij. Mijn vader knikt ernstig. ‘Matig examen’, hoor ik, en ‘slechts een zeven voor toon’. ‘De gebruiksaanwijzing is in het Japans’, stamel ik. Vergeefs, hun gehoorapparaten zijn zeker uitgeschakeld.

De tubastoel kreunt als een amechtige accordeon, als ik erop ga zitten.

 Twee jaar na de tubastoel droom ik over de spreekmachine.  De tekening is een getrouwe kopie van de schets in mijn vakantiedagboek uit die tijd. Dit is de droom:

Een sceptische Hongaar, die lijkt op een kind van Frans Liszt, leest ons de les over theorieën die ik meteen vergeet, maar als Rudy Kousbroek het sleetse collegezaaltje betreedt waar ik al twintig jaar doceer, word ik helder. ‘Onze hersenen zijn een computer’, zegt Rudy, ‘hoe beter je ze programmeert hoe meer plezier je ervan hebt’.

‘Te veel werkelijkheid in deze droom’, denk ik, doch de Hongaar krult zijn lippen, opent een notenhouten doos en toont ons, zo vertaalt Rudy, zijn spreekmachine. Vera maakt een keurige krijttekening op het schoolbord, die ik probeer na te tekenen in mijn schrift.

Gedroomde Spreekmachine


De Hongaar neuriet nu een lied en toont ons de liedtekst door het zwarte schuifraam te bewegen op het vaste raam – complexe cirkels en snelle veegbewegingen, door het publiek onbegrijpend maar beleefd aangezien. ’Zeker twaalftoons’, mompelt mijn buurman.

Dan staat een bleke jongen op en declameert met trillende stem een gezwollen dankgedicht. Al bij de eerste woorden gaapt de uitvinder verveeld en bergt zijn spreekmachine weg.

Hij lijkt bij nader inzien minder op Liszt dan op een perfecte kruising van de spottende gezichten van Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie, aan het slot van een te lange dichtersavond met open podium in café de Wolthoorn in Groningen.

 

Voor de droomduiders: het ‘sleetse collegezaaltje’ bestaat nog steeds. Het is de zaal uit de column van oktober. Ik heb daar heel wat op het schoolbord gekalkt. Ik had toentertijd een Hongaarse student-assistente, Vera genaamd. Het citaat van Kousbroek is ontleend aan een van zijn heerlijke essays. Ik ben het er altijd mee eens gebleven. We waren een half jaar voor deze droom in de Hoekse Waard, voor de uitreiking van een letterkundige prijs. Mijn vriend Louis Esterhuizen, een Zuid-Afrikaanse dichter, had hem gekregen, maar de reis kon hij niet betalen. Ik ontving het mooie keramieken kistje met de oorkonde na een schier eindeloos en dodelijk saai open podium. Vandaar de bleke jongen en het slot van het gedicht. Daaraan voorafgaand troffen we in een prieeltje Rawie, van Wissen en Wilmink. Na afloop opnieuw, in een namaaksaloon, onder cowboyhoeden. Maar dat is een ander, zeer beschonken verhaal. De prijs moest ik ter plekke teruggeven, die heeft Louis nooit bereikt. Dromen zijn bedrog, maar je kunt er werkelijkheid van maken. Wie droomt vertelt verhalen aan zichzelf, dromen is een vorm van schrijven – en soms ook tekenen.

5 reacties

  1. Mariëtte Bonenkamp schreef:

    Dag Chris, een prachtig pleidooi om vooral je dromen op te schrijven, liefst gelardeerd met illustraties! Ik heb er al zoveel vergeten en leg nu maar een notitieblok op mijn nachtkastje. Er zijn al zoveel bijzondere dromen voorbij gekomen die inmiddels in het onderbewuste archief zijn opgeslagen. Ik herken de onzekere momenten, ook in mijn dromen veelvuldig aanwezig. Voor mijn pa waren vooral de dochters nooit goed genoeg, hoe hard ze ook werkten. Mijn broers hebben stuk voor stuk een veel gemakkelijker leven gehad. En dat komt ook in dromen terug. Soms zelfs in van die dromen waaruit ik al pratend wakker word. Of lachend, dat komt gelukkig ook voor. Dan zweeft het allemaal op het randje van bewust en onbewust. Intrigerend! Heel bijzonder vind ik dat je droomvoorwerpen kunt creëren en zelfs tekenen. Dat heb ik zelfs in mijn dromen nooit meegemaakt. Heel leuk, dat productieve brein dat zelfs in ruststand door blijft gaan!

    • Chris Coolsma schreef:

      Vooral doen, Mariëtte,dat noteren! Er zitten heel wat verhalen in. Dromen als deze zijn me niet zo vaak overkomen hoor. Er is nog één andere droom (uit het jaar van de spreekmachine) waarin ik een voorwerp droomde dat ik kon natekenen. Het was een ready made waar invloeden van Picasso en Jan Wolkers in terug te herkennen waren. Het was ook een nogal sexueel getinte droom, niet voor verdere publicatie geschikt. Niet vreemd in combinatie met deze twee vrouwenverslinders. De gelukkigste dromen waren die waarin ik kon vliegen met behulp van een kastje met luchtuitlaten aan alle kanten, en die waarin ik piano kon spelen als Oscar Peterson. Beide direct te relateren aan het echte leven. Het kastje komt voor in een jongensboek met de naam ‘de VR’. De jeugdvriend waar ik het van leende, had het 50 jaar later nog. Het bleek met afstand het slechts geschreven kinderboek ooit, dus zoek de schrijver maar niet op. Toch heeft hij mijn fantasie geprikkeld en me vele gelukkige dromen geschonken. En Oscar, tja, op weg naar de lagere school liep ik vaak langs een huis met openstaande balkondeuren. Af en toe kwam daar jazzmuziek uit – onder andere pianomuziek. Ik heb vaak staan luisteren. Daar moet het verlangen ontstaan zijn. Aan openstaande balkondeuren heb ik overigens ook mijn vleugel te danken. Mijn vader woonde en werkte voor de oorlog in Rotterdam. Hij liep elke dag langs de sjieke Mathenesserlaan naar zijn werk. Uit een van de huizen klonk pianomuziek. De openstaande klep van de vleugel was te zien. Na het bombardement ging hij kijken wat er van overgebleven was. De gevels waren op veel plaatsen weggeblazen. Je kon zo in de luxe salons kijken. Bij dat ene huis was de vleugel over het puin de straat op gegleden. De toetsen van het schitterende instrument staken omhoog als een grotesk gebit. Mijn vader vertelde het vaak. Ook op die avond dat hij me belde en ernstig zei dat ik maar even moest gaan zitten.

  2. Rik Bronkhorst schreef:

    Beste Chris Coolsma, ik heb nog niet het genoegen gesmaakt u te ontmoeten. Klikte uw december-column aan. Het valt mij op dat u een andere vorm kiest. Een column heeft ongeveer 350 woorden maximaal. net als bij radioprogramma’s/interviews is de tijdsduur gedurende de jaren ingekort. Dit komt doordat de spanningsboog bij mensen in de huidige tijd verrekte kort is geworden. Waarschijnlijk door de haastige tijd vol prikkels. We krijgen nu in 24 uur evenveel prikkels binnen als 100 jaar geleden over twee jaar. het is een vluchtige tijd, waarbij lezers snel, sneller, snelst over een aangeboden tekst razen. Ik bemerk dit ook bij mezelf. Jammer! Rustig een tekst of boek lezen is er bijna niet meer bij. Ik moet mezelf daartoe dwingen. Een achteruitgang in lezersgenot. Overigens las ik tussen de regels door uw gespannen relatie met uw vader. Kon u wel iets goed doen? Dat raakte mij om verschillende redenen. Vooral mijn pijnlijke relatie met mijn eigen vader die de ontplooiing van veel talenten bij mij te niet heeft gedaan. Succes met uw persoonlijke verhalen, maar een column klinkt anders.

    • Chris Coolsma schreef:

      Beste Rik,

      ja, ‘column’ klinkt anders. We (Hans Nobel en ik) hebben destijds voor deze benaming gekozen, maar we hadden het ook ‘stukjes van Chris’ of ‘Verhalen’ of ‘Mijmeringen’ kunnen noemen. Het is column geworden. Ik hecht niet zo aan die regel van 350 woorden, maar ik probeer wel niet teveel ruimte in te nemen op deze website. De meeste van mijn columns (ik blijf de stukjes nu toch maar zo noemen) zijn zo ergens tussen 300 en 500 woorden, denk ik. Dit keer had ik twee verhalen over hetzelfde onderwerp liggen. Ik vond het nogal lui van mezelf om daar twee maanden door in beslag te laten nemen. Daarom is het nu een langere column geworden. Laten we het een dubbelcolumn noemen, leesvoer voor de kerstdagen. Het spijt me dat ik je daarmee teveel prikkels heb gegeven. Ik heb deze dromen echt gedroomd, waarschijnlijk omdat ik in die tijd overprikkeld was geraakt. Hadden ze korter/minder volgeladen moeten worden beschreven? Misschien. Ik heb de column aan drie mensen voorgelezen en Hans heeft ‘m ook goed bekeken. We dachten dat het wel goed zat.
      Van de Sint kreeg ik een heerlijk boek over schrijven van korte verhalen (George Saunders: ‘Een duik in een vijver in de regen’). Het is geschreven door een beroepsschrijver voor toekomstige beroepsschrijvers. Voor jouw reactie had ik daar al een stuk in gelezen. Ik heb nu zin om de decembercolumn opnieuw te schrijven, over een van de dromen, volgens enkele principes van Saunders. Het kan zijn dat ik daar pas over langere tijd mee klaar ben. Elke zin moet namelijk uitnodigen om door te lezen. Dat is nu niet voldoende het geval, vrees ik. We gaan het zien.
      Tot slot mijn relatie met mijn vader. Mijn vader was mijn beste vriend. Ik heb onbeschrijfelijk veel aan hem te danken. Hij is altijd bij me, op een rustige, aangename manier. Ik ben heel trots op hem. Hij is te vroeg overleden, dat spijnt me vooral voor hem. Hij was na veertig jaar sloven net begonnen met de vrije tijd van het pensioen en pats, licht uit. In de tubastoeldroom ( hij leefde toen nog) laat ik hem en de andere oude heren zeggen dat ik niet geschikt ben om instrumenten te bouwen. Dat staat voor iets anders, namelijk een eigen inzicht dat ik in die tijd kreeg. Dat is nu te ingewikkeld om uit te leggen. Laat ik het samenvatten met een gevoel van falen ten opzichte van de verwachtingen van mijn vader. Dat is volgens mij een universeel verschijnsel, waar talloze zoons mee moeten leren leven, zoals jij kennelijk ook ervaren hebt.
      Dank voor het duwtje om nog eens naar die dubbelcolumn te kijken!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *